Het Boekenweekthema ‘De moeder, de vrouw’ is een goede aanleiding om stil te staan bij de vraag waarom vrouwenemancipatie uitgerekend in de afgelopen halve eeuw de wind zo in de zeilen heeft gekregen. Mijn antwoord: dit heugelijke feit danken we aan onze snel gestegen rijkdom in het algemeen en de komst van de wasautomaat in het bijzonder.
Tot ver in de jaren vijftig werd in Nederland het huwelijk nog gezien als ‘de eigenlijke bestemming van de vrouw’. Ook stopten gemeenten doodleuk folders met ‘Wenken voor moeders’ in trouwboekjes, zo vanzelfsprekend was het om meteen na je trouwen kinderen te krijgen. Door de pil kregen vrouwen voor het eerst zelf invloed op hun kindertal en prompt baarden ze er veel minder. Hetgeen ook aan de AOW te danken is. Zonder goede oudedagsvoorzieningen betekende vroeger ‘oud zijn’ voor de meeste mensen ‘arm zijn’, behalve wanneer ze kinderen hadden die voor hen konden zorgen. Velen van hen stierven al jong door slechte leefomstandigheden en gebrekkige gezondheidszorg. Daarom was het zaak er veel te krijgen. Hoe meer je er had, des te groter de kans dat er een paar overbleven die voor je konden zorgen.
Zodra hun leerplicht er op zat, werden in het arme vooroorlogse Nederland de meeste kinderen al op hun veertiende van school gehaald. Ze gingen werken om het gezinsinkomen aan te vullen. Een goede opleiding kregen ze niet. Na de oorlog mochten jongens als eersten doorleren. Als kostwinners in spe moesten vooral zij hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten.
Opleidingen voor meisjes werden minder nodig geacht. Die stopten na hun trouwen immers toch met werken. Sterker nog, tot 1956 móchten er bij de overheid niet eens getrouwde vrouwen werken. Een huwelijk betekende ontslag. Niet alleen bij de overheid, bijna overal hielden vrouwen (vaak gedwongen) op met werken zodra ze trouwden. Ook al was ontslag bij huwelijk na 1956 niet meer verplicht, toch ijlde die praktijk tot in de jaren zeventig na.
Na hun trouwen werden de meeste vrouwen verantwoordelijk voor het huishouden. Onder het vele goede dat economische groei ons heeft gebracht bevinden zich wasmachine, stofzuiger, koelkast, magnetron en hoeslakens. Die zorgden ervoor dat het ooit zo tijdrovende huishouden een fluitje van een cent werd. En dan is de wasautomaat de moeder aller huishoudelijke apparaten. Geen ander elektrisch apparaat heeft vrouwen méér tijd en méér vrijheid gegeven. Nu automaten zorgen dat vuil wasgoed in een mum van tijd 1. schoon gewassen, 2. gespoeld en 3. gecentrifugeerd is, wordt het leven van vrouwen niet langer van zondagavond tot en met dinsdag gedomineerd door de wekelijkse was.
Kinderen van tegenwoordig kennen hun moeders niet meer zoals Jan Wolkers zijn moeder kende. Als jongen zag hij haar op het stoepje achter in de tuin van hun huis in Oegstgeest de zinken teil met water vullen en de was op het wasbord leggen. ‘Wat heeft dat goeie mens boven dat stukkie geribbeld zink staan zwoegen,’ schreef hij in De junival. ‘Ik zie nog zo die roze uitgebeten handen op maandagavond.’ Toen zij stierf wilde Jan alleen haar wasbord hebben, dat was voor hem ‘het aambeeld der moederlijke liefde’.
Doordat apparaten het huishoudelijk werk van vrouwen overnamen werd het zinvol/mogelijk dat ook meisjes opleidingen volgden en na hun huwelijk betaald werk gingen doen. Daardoor werden vrouwen steeds meer economisch zelfstandig. Kortom, in een rijk land als Nederland worden vrouwen niet meer automatisch moeder en worden moeders niet meer automatisch huisvrouw. Om te benadrukken hoe recent deze verworvenheden zijn, zou er een standbeeld moeten komen voor de wasautomaat. Daarbij zou een Wilhelmusachtige tekst moeten komen in de trant van ‘de tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt’.