Dagboeken

Jan, Jans en de kinderen

15 november 2020

Wat zou mijn moeder dit leuk hebben gevonden. Dat was het eerste wat ik dacht toen mij dit voorjaar werd gevraagd een essay te schrijven ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Libelle-strip Jan, Jans en de kinderen. Mijn moeder was een grote fan. Ik ook. Altijd als ik bij haar op bezoek kwam, las ik de strip. Het boek 50 jaar klein geluk, met daarin ook mijn verhaal, verscheen november 2020.
Het was een leuke opdracht. Ik heb er stapels oude strips voor doorgenomen en zat dan geregeld hardop te lachen. Zo moet Jan bij rollenpatroon denken aan een chef in een behangerszaak. En hij bescheurt zich wanneer de lesbische Hanna vertelt dat zij een vriendin heeft vlak over de grens in Duitsland, in Keulen. ‘Mijn BOM-nicht heeft een LAT-relatie met een Keulse pot!’
Jan, Jans en de kinderen laat zien dat er de afgelopen vijftig jaar in Nederland veel is veranderd. Maar ook dat sommige dingen blijven. Zoals vaders en moeders die hun kinderen maar verwend vinden. Hoe vaak zeggen zij dan niet ‘toen ik zo oud was als jij’?
Als Catootje Jan vraagt of hij haar met de auto naar Jeroentje wil brengen en hij daar niet over peinst, weet zij al hoe laat het is. ‘Toen jij zo oud was als ik moest je altijd lopen, want je had niet eens een fiets. Ja, ja, dat weten we nu wel.’ Vanachter zijn eeuwige krant vult Jan haar aan: ‘Inderdaad! En bij m’n vader hoefde ik helemaal niet aan te kloppen, want van een auto was in onze kringen geen sprake.’
Ook Jans begrijpt haar kinderen soms niet. Dan wil ze dat Catootje ‘die leuke muts’ opzet. ‘Je bedoelt toch niet dat achterlijke ding dat Oma heeft gebreid? Jij kan soms van die vreselijk stomme dingen zeggen, Mam! Zo vreselijk stom dat ik me afvraag of je zelf wel eens jong bent geweest.’

terug naar overzicht